Recensie door Erik van der Heijden
De week van Allerheiligen en Allerzielen is bij uitstek geschikt om een Requiem uit te voeren. En wie Requiem zegt, zegt Mozart. Hoewel… in hoeverre hebben we te maken met een werk van de meester? In wat zijn laatste levensjaar zou zijn werd Mozart benaderd door een in zwart geklede tussenpersoon om een Requiem te componeren. De helft van het totaalbedrag werd voorgeschoten. Het werk diende anoniem te worden afgeleverd, zodat de opdrachtgever het voor zijn eigen werk kon laten doorgaan, een in de kunstwereld niet ongebruikelijke gang van zaken. Tijdens het componeren verslechterde Mozarts gezondheid. Bij zijn overlijden op 5 december 1791 waren enkel delen van het Introïtus, Kyrie en het Dies Irae gereed. Van het Sanctus, Benedictus, Agnus Dei en de Communio was geen spoor te bekennen. Omdat het een bestelde compositie betrof en het geld hard nodig was probeerde Mozarts vrouw Constanze het werk spoedig te laten voltooien. Zij vroeg Joseph Eybler, een goede vriend van Mozart, het werk af te maken. Deze begon er wel aan, maar moest de opdracht na korte tijd teruggeven, vermoedelijk omdat hij zich te nauw verwant met Mozart voelde. Uiteindelijk zou Franz Xaver Süssmayr, die als kopiist bij Mozart had gewerkt, het Requiem voltooien. Hij deed dit op een dermate overtuigende wijze dat de vraag rijst of hij toch niet de beschikking had over origineel materiaal van Mozart.
Excelsior koos voor een anders-dan-anders-uitvoering. In plaats van de gebruikelijke begeleiding door orkest werd het Requiem begeleid door orgel en pauken. Ter verdediging van deze keuze werd een vergelijking met de praktijk in Engeland gemaakt, waar orkestpartituren vaak worden omgewerkt tot orgelbegeleidingen. Er valt wel een en ander af te dingen op deze argumentatie. Het orgel van de Beatrixkerk (Flentrop 1940, later verschillende keren gewijzigd) is met zijn 19 registers een flink stuk kleiner dan de Engelse orgels waar deze transcripties voor gedacht zijn. Kenmerk van de Engelse orgels is hun symfonische opzet, met veel mogelijkheden voor klanknuances en dynamiek. Op dit punt is het behelpen met het Flentroporgel. Gezegd moet worden dat organist Wouter van Belle, die door omstandigheden een korte voorbereidingstijd had, er op bewonderenswaardige wijze in slaagde om de complexe partituur adequaat te vertolken en het orgel mee te laten kleuren. De bijdragen van paukenist Carolijn Moulen Janssen benadrukten de dan weer dreigende, dan weer bevrijdende sfeer. Een groot compliment voor het koor, dat weinig rustmomenten had en voortdurend alert moest zijn in de talrijke polyfone passages, is zeker op zijn plaats. Gerben Budding leidde alles op bevlogen wijze in goede banen, zodat er voor de vele bezoekers (uitverkochte zaal) veel te beleven en te genieten was. Met Marjon van der Linden (sopraan), Anne-Marieke Evers (mezzosopraan), Frank Fritschy (tenor) en Daniël Herman Mostert (bariton) had Excelsior vier topsolisten in huis gehaald, die na enige gewenning zich van hun beste kant lieten horen in het Dies Irae.
Na de pauze volgde een afwisselend programma waarin Mozart van diverse zijden werd belicht. Het frivole aspect kwam volop tot uiting in het overbekende Exsultate, Jubilate met een glansrol voor Marjon van der Linden, op vleugel begeleid door Wouter van Belle. Ingetogen en intiem klonk het al even bekende Ave verum corpus, waarin het koor liet horen een breed dynamisch spectrum te beheersen. De Missa Brevis in G klonk in de uitvoering met orgel aan de brave kant, maar het blijft een charmante compositie waarin je je af en toe waant in een laatbarokke kerk in Salzburg. Ook hier onderscheidden de solisten zich op positieve wijze.
C.O.V. Excelsior kan samen met de honderden bezoekers terugkijken op een zeer geslaagde herfstavond!