Recensie Stabat Mater 2013

Recensie Concert COV Excelcior, 8 februari, Ede

“Stabat Mater dolorosa …” De diepe smart van moeder Maria, wenend bij haar gekruisigde Zoon, is een universeel invoelbaar menselijk thema, wat in de voorbije eeuwen veel componisten tot grote virtuositeit gedreven heeft. Het onmetelijke verdriet moet zeker zijn ervaren door de grote Praagse componist Dvorák, die in korte tijd zijn drie kinderen ten grave had gedragen. Zijn tiendelige symfonische compositie van het Stabat Mater (een van oorsprong middeleeuws gedicht) is een dramatisch meesterwerk voor solisten, koor en symfonie orkest, dat zijn plaats verdient tussen de meer bekende oratoria.

Afgelopen vrijdag was het de eer aan de Edese oratorium vereniging Excelsior om het publiek met dit drama in vervoering te brengen. En drama was het, van het verstilde begin met zijn herhaaldelijk smartelijke extases, via de meer ingetogen maar melodieus steeds verrassende koor en solisten partijen tot en met het hoopvolle en uitbundige slot. Geen overgeëmotioneerde mensen in de zaal, de Goede Herder Kerk in Ede is geen Arena di Verona, maar de inspiratie en overtuiging van de uitvoerenden was er zeker niet minder om. De theatrale opening draagt het intense verdriet met verve uit, eerst door het orkest en later overgenomen door het koor waarbij de steeds complexere hoogtepunten samen klinken met een donker dalende baslijn, een ondertoon die in het hele stuk nog verder boven zou komen, en expressie geeft aan de desolate gevoelens van de componist. Na deze symfonische bewegingen van koor en orkest, verraste de inzet van de tenor solist Peter Gijsbertsen met zijn Bel Canto stem. Dit smartelijke italiaanse geluid is geenszins misplaatst en wist het kommerlijke thema perfect in een persoon samen te ballen. In het volgende Quis est homo wisten de sopraan Irene Maessen en de alt Mirjam Schreur hun twee heel verschillende stemklanken prachtig te harmoniëren in de duet strofes. Meer opera nog met de bas solist Martijn Sanders. Hij schitterde in het veeleisende Fac, ut ardeat cor meum, met een diepe helderheid. In dit deel beantwoordt het koor de solist, met subtiel opkomende stempartijen, samenkomend in een complex crescendo, waarna de verstilde melodie het hoofd weer opricht.

Dergelijke sterke wisselingen in emotie en dynamiek dragen bij aan het theatrale karakter van het Stabat Mater. En omdat daarbij de muzikale hoofdrol steeds wisselt tussen solisten, koor en orkest, geeft dit een soort beweging op het podium. En juist dat samenspel lukte erg goed onder directie van Lex van Drongelen. Het breed opgestelde koor wist de stemming en harmonie van alle delen erg goed tot uitvoering te brengen. Ook wanneer het niet werd ondersteund door het orkest, zoals in de delicate a capella maten van het Virgo. Het Promenade orkest verstond zijn vak, perfect in de uitvoering waarbij de strijkers alleen de hoofdrol opeisten als de dynamiek van het muzikale verhaal daarom vroeg.

Hoogtepunt van de avond was de finale Quando corpus morietur waarin alles samenkomt. Eerst grijpt het orkest terug naar het trieste openingsthema, maar de litanie van de zangers komt nu tot oplossing in de berusting en verwachting van het Paradisi Gloria, gevolgd door een grandioze fuga in D majeur en een daverend verdiend applaus.

Erik Esveld